Uit onderzoek blijkt dat risico’s nemen essentieel is voor kinderen. Helen Tovey vertelt hier in haar boek Playing Outdoors (McGraw-Hill Education, 2007) meer over. Risico’s nemen is onderdeel van het leven. Kinderen die nooit hebben leren omgaan met risico’s kunnen extreem angstig worden voor nieuwe dingen die op hun pad komen. Of het tegenovergestelde kan gebeuren: kinderen die vervallen in roekeloos gedrag omdat ze niet geleerd hebben wat de consequenties ervan zijn.
Kinderen moeten zelf leren inschatten waar hun grenzen liggen. We moeten risico’s omarmen, want dat is goed voor de ontwikkeling van kinderen.
Het nemen en het inschatten van risico’s is een voorwaarde voor het leren verkennen en respecteren van fysieke grenzen. Kinderen die niet vrij zijn om zelfstandig hun grenzen te leren kennen, leren niet doorzetten en de eigen grenzen te verleggen. Als dit zo blijft doorgaan dan kan dit leiden tot ontwikkelingsstoornissen en een verhoogde kans op irreële angsten.
Als kinderen de vrijheid en de ruimte krijgen om risico’s te nemen tijdens het avontuurlijk spelen dan kan dit zeer veel voordelen geven.
Ten eerste leren ze letterlijk hun fysieke grenzen kennen en verleggen. Omdat het spel uitdagend is en ze moeten opletten , leren ze ook meer over gevaar en risico’s en welke zeker te vermijden.
Ten tweede prikkelt het hun creativiteit. Al heel lang geleden werd duidelijk dat kinderen veel liever spelen met stokken, stenen en modder dan op een veilige speeltuin. Hoe vrijer het spel, hoe creatiever ze kunnen zijn en hoe avontuurlijkers. Vervolgens leren ze een heleboel vaardigheden: ze leren beslissingen nemen, problemen oplossen, regels opvolgen, ze leren andere kinderen helpen en ze leren relaties aangaan en onderhouden.
Tenslotte heeft het een goede impact op hoe kinderen omgaan met emoties. Ze leren zich beheersen en hun emoties regelen. Het sterkt kinderen in hun zelfvertrouwen en zelfwaarde aangezien ze weten dat ze (moeilijke) taken tot een goed einde kunnen brengen.