1. Buitenspelen doe je niet alleen
Zie je geen andere kinderen spelen op het pleintje of op straat? Dan ben je zelf niet gemotiveerd om op je eentje te gaan ravotten. Zien spelen, doet spelen. Hierdoor ontstaat een negatieve of positieve vicieuze cirkel: het aantal spelende kinderen in de buurt daalt, waardoor kinderen minder geneigd zijn om zelf de eerste stap naar buiten te zetten.
2. De buurt maakt het verschil
Waar je woont, heeft ook effect op jouw speelgedrag. Woon je dicht op elkaar in een stad, of woon je op het platteland? Woon je in buurt met veel verkeer, of net in een doodlopend straatje?
3. De buurt is meer dan een speelterrein
Een speelweefsel is essentieel om veilige verplaatsing van belangrijke plekken naar speelplekken te garanderen. Ankerplekken zijn hierin onmisbaar.
4. De buurt is een sociale speelruimte
Voel jij je veilig in je buurt, of zijn er pleintjes waar 'rare' mensen rondlopen, of dingen zoals drug- en drankgebruik gangbaar zijn? Sociale cohesie en een vertrouwen in de eigen buurt, voor kinderen én ouders, zijn belangrijk om buiten te willen en mogen spelen.
5. Ook via de ouders doet de buurt ertoe
Ouders bepalen mee de actieradius en regels voor kinderen. Sommige kinderen mogen, vanwege verschillende redenen, niet eens buitenspelen. Ouders bepalen hoe lang, waar, en met wie kinderen naar buiten mogen.
6. Maak tijd en ruimte voor spelen
Andere (vrije)tijdsbestedingen nemen al snel de hele agenda van een kind of jongere in. Hoeveel tijd blijft er nog over om vrij te gaan spelen en deze tijd zelf vorm te geven?